Landschapsbeheer Friesland. Alle Rechten Voorbehouden." /> Historische Wandelpaden - LandschapsBeheer Friesland - Wandelroutes

Wandelroute 28. Burdaard – Dokkum

Afstand: 9,6 km
Duur: ± 2 uur
Ondergrond: De hele route bestaat uit verharde wegen en paden.
Honden: Op openbaar terrein zijn honden toegestaan.
Geopend: januari t/m januari
Streekverhalen: open pagina
Kaart: geen kaart beschikbaar
Gps: geen gps route beschikbaar
printen: printversie

Begin- en eindpunt
De route start op het Westerbolwerk in Dokkum ter hoogte van de Hanspoort. De knooppunten zijn: 80-44-45-18-32-38. Vanaf de brug loopt u via de Altenastreek naar de rotonde in de Rondweg. U steekt de rotonde recht over, via de Hendoweg komt u op het Jaachpaad langs de Dokkumer Ee.

De route eindigt bij de brug in Burdaard bij het route knooppuntbord 80. Als u start in Burdaard loopt vanaf de brug langs de Dokkumer Ee in oostelijke richting naar Dokkum. Ter hoogte van molen ‘De Zwaluw’ steekt u een bruggetje over, langs de haven komt u op het fietspad langs de Dokkumer Ee.

Burdaard
Burdaard is ontstaan als een terpdorp ten zuiden van de Dokkumer Ee. De terp is aangelegd op een wat hogere rug in het landschap, waarschijnlijk de oeverwal van een inmiddels al lang verlande kreek. De onregelmatige ruilverkaveling tussen Burdaard en het noordelijker gelegen Wânswert, duidt erop dat het gebied al heel lang is bewoond. Vondsten uit de terp zelf wijzen op bewoning in de vroege Middeleeuwen.
De huizen direct aan het water stammen uit de 17de eeuw, toen de scheepvaart flink toenam. Eerst werd de zuidelijke oever bebouwd, later ook de noordelijke. Hier vestigden zich vooral rentenierende boeren uit het dorpje Wânswert, die aan het water wilden wonen (ook toen al populair). Dit deel lag in de grietenij Ferwerderadiel en viel onder het dorpsgebied van Wânswert. Het stond bekend als Wanswerd aan de Streek.

Ruurd Wiersma Hûs
De bekendste (oud-)bewoner van het streekje is zonder twijfel Ruurd Wiersma (1904 – 1980). Deze naïeve schilder groeide op in een boerenarbeidersgezin. In veel van zijn werk staat het landschap waarin hij als melkvaarder werkte centraal. Bekendheid kreeg Wiersma vooral na 1965. In dat jaar ontplofte zijn oliekachel. Op het witte behang dat hij op aanraden van een huisschilder over de met zwart roet bedekte muren plakte, schilderde hij de vier jaargetijden. Het huisje is te bezichtigen, maar in de wintermaanden alleen op afspraak.

Grensplaats
De Dokkumer Ee vormde de grens tussen de gemeenten Ferwerderadeel en Dantumadeel. Pas in 1777 werden zuid en noord met elkaar verbonden door een brug. In 1984 zijn de dorpen samengevoegd en werd het Zuidelijke Burdaard bij de gemeente Ferwerderadeel getrokken. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is het aanzien van het dorp vrij rigoureus veranderd. De lintbebouwing op de zuidelijke oever werd doorgetrokken door de aanleg van de woonwijk Groot-Bornemeer. Ook hierbij speelde de vraag naar woningen aan het water een belangrijke rol.

Arme kerk
De Hervormde kerk van Burdaard staat op een door een boomsingel omgeven kerkhof op de dorpsterp. De parochie komt al in gedrukte bronnen uit de 16de eeuw voor. Erg welvarend is de gemeente Burdaard nooit geweest. Lange tijd vormde zij een eenheid met de kerk van Jannum. Plannen voor een nieuwe kerk uit 1850 werden niet goedgekeurd door de Hervormde Synodale Commissie, omdat de kerk te ruim bemeten zou zijn voor de noodlijdende gemeente. Besloten werd het eenvoudiger bouwplan dat al klaar lag voor de kerk in Surhuisterveen over te nemen. De kerk die uiteindelijk werd gebouwd, is een versoberde uitvoering van dit plan, waarbij waarschijnlijk ook is gekeken naar de kerk in het dichtbij gelegen Akkerwoude. De eerste steen werd op 25 juli 1854 gelegd door J.G. Oosterbeek, zoon van predikant Tj. Oosterbeek. Dit staat op een gedenksteen met het opschrift ‘Ontvangt met zachtmoedigheid het woord, dat u in geplant wordt, ’t welk uwe zielen kan zalig maken’.


(Hervormde kerk van Burdaard)

Klaarkamp
Een van de belangrijkste kloosters van Friesland was het Cisterciënzer klooster van Klaarkamp, ten zuiden van de Dokkumer Ee. Vanuit dit klooster zijn alle latere Cisterciënzer kloosters in Friesland gesticht, waaronder de vrouwenkloosters Sion bij Niawier en Genezareth bij Hallum en de belangrijke mannenkloosters Bloemkamp bij Bolsward en Aduard in Groningen. Klaarkamp had ook uithoeven, onder andere op Schiermonnikoog. Het klooster dankte zijn naam aan het Franse oerklooster Clairvaux, maar welke relatie het hiermee onderhield, is onduidelijk. Waarschijnlijk waren de eerste monniken uit dit klooster afkomstig.

De monniken van de cisterciënzerabdij, die op het hoogtepunt tachtig boerderijen en duizenden hectare grond bezat, hadden grote invloed op het in cultuur brengen van de omgeving. Zij zorgden voor bedijking, ontwatering en vervening en maakten de woeste grond geschikt voor landbouw. De bijgebouwen dienden onder meer als brouwerij, kuiperij, duiventil en wasplaats. Het klooster ontwikkelde zich behalve tot een geestelijk ook tot een economisch bolwerk. Naast de tientallen koormonniken, telde Klaarkamp honderden lekenbroeders. De monniken droegen witte kappen, de lekenbroeders grijze. Zij werden Skiere Mûntsen genoemd of te wel ‘grijze monniken’.

Tijdens de twisten tussen de Schieringers en Vetkopers in de 14de eeuw, behoorde Klaarkamp uiteraard tot het kamp van de Schieringers. Bethanië (ook wel Foswerd) bij Ferwert behoorde tot de Vetkopers. Toen in 1387 de kerk van Bethanië bij Ferwert afbrandde, kregen de monniken van Klaarkamp de schuld. Als wraak werden vier monniken doodgeslagen.
Tussen 1858 en 1941 werd de terp waarop Klaarkamp was gebouwd afgegraven. De grond werd verkocht (in 1858 werd het bij Rinsumageest te koop aangeboden voor 35 cent per ton). Bij de afgraving werden veel archeologische vondsten gedaan uit de tijd van het klooster, maar ook veel oudere, uit de Romeinse tijd.

Dokkum
U eindigt uw wandeling in Dokkum, stad van Bonifatius. Ook Dokkum had een abdij, maar die is vrijwel direct na de reformatie in 1580 opgeheven en in 1588 grotendeels afgebroken. Dit klooster stond op de Markt. Na de sloop van het klooster werd de voormalige parochiekerk, gewijd aan St. Martinus, verbeterd en uitgebreid. De toren van de abdij bleef tot 1834 intact, maar moest toen vanwege zijn slechte staat worden gesloopt. Bij de verbouwing tussen 1588 en 1593 kreeg de kerk een nieuwe kap. Die bleek echter niet te passen. Aan de zuidzijde van de kerk zijn daarom uitkragingen onder de dakvoet aangebracht, die nu nog goed te zien zijn. De kerk kreeg bij deze verbouwing ook een noordbeuk, die met ronde kolommen van het schip is gescheiden.
In 1751 kreeg de kerk een preekstoel met doophek naar ontwerp van Sjouke Noteboom. Het snijwerk op het midden van het doophek, de kanselkuip en het ruggenschot zijn waarschijnlijk gemaakt door de Dokkumer antieksnijder Yge Rintjes.

Na de reformatie konden de katholieken in Dokkum slechts heimelijk bijeenkomen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in een burgerwoning in de Hoogstraat. Pas nadat Dokkum in het midden van de 19de eeuw de status van parochie voor een wijde omgeving kreeg, kregen de katholieken bouwplannen. Toch duurde het nog even voordat die ook daadwerkelijk werden gerealiseerd. In 1870 werd de knoop doorgehakt en vroeg de parochie Dokkum de beroemde architect Petrus Cuypers een ontwerp te maken. In 1871 werd met de bouw begonnen. Nog geen tien maanden later kon de kerk worden ingewijd, al was hij nog niet helemaal af. De toren stortte in, toen hij bijna op hoogte was. Na de nodige veiligheidsgaranties werd hij, op kosten van de architect, uiteindelijk voltooid. U heeft hem met zijn 47 meter op uw wandeling waarschijnlijk al van ver boven de stad zien uittorenen.



pagina 1

terug naar overzicht