Wandelroute 32. Oostrum - Keechsdyk, bij Jouswie

Afstand: 5,7 km
Duur: 1 uur
Ondergrond: De hele route loopt over verharde wegen en paden. km
Honden: Op openbaar terrein zijn honden toegestaan
Geopend: januari t/m december

Bijzondere historische informatie
In januari 2006 werden in de terp waarop Oostrum is gebouwd resten van een nederzetting uit de zogenaamde Trechterbekercultuur gevonden. De nederzetting werd gedateerd tussen 3400 en 2850 voor Christus. De vondst in de zandrug onder de terp bestond uit onder meer uit honderden aardewerk scherven en stenen werktuigen. De ontdekking was mede bijzonder omdat in Friesland, anders dan in Drenthe met z’n hunnebedden, nauwelijks vondsten zijn gedaan die met de Trechterbekercultuur in verband kunnen worden gebracht.

Reidswal
De route eindigt op de Keechsdyk, ongeveer anderhalve kilometer voorbij Jouswier. Jouswier is het kleinste dorp van Oostdongeradeel. Rond de terp, de grotendeels is afgegraven, stonden slechts enkele huizen en boerderijen. Wel telde het dorp vroeger een aantal staten, waaronder de Ernsma-, Joenga-, Holdinga- en Winiastate. De Winia’s Reed, waarover uw wandeling voert, herinnert aan het buiten van deze familie.

Vlak  voor het eindpunt komt u langs de buurtschap Reidswal, dat al op de kaarten van Schotanus uit de 17de eeuw voorkomt. In het weiland aan de overkant van de Morrastervaart ziet een boerderij. In het belastingregister van 1700, het 'floreenkohier' wordt dit 'landt met huyske' 't Overset genoemd. Voor de bouw van de Lytse Tille zal hier dus een veer zijn geweest. De overige landerijen langs de Keechsdyk behoorden het voormalige klooster Weerd toe.

Landschapskarakteristiek
Het landschap tussen Oostrum en Jouswier wordt gekenmerkt door open weiden. Water speelt een belangrijke rol. De Zuider Ee slingert zich hier breed door het landschap, met verschillende zijstroompjes. Wanneer u bij het eindpunt richting noorden kijkt, ziet u een verhoging in het landschap. De locatie waar ooit het vrouwenklooster De Weert lag.

Begin- en eindpunt
Het beginpunt van de route ligt even ten westen van Oostrum, bij ’t Witte Hûske bij route knooppuntbord 33 ter hoogte van Dokkumer hoogwerker en kraanverhuur. De route eindigt aan de Kreechsdyk ten noorden van Jouswier bij route knooppuntbord 63. Hier kunt u met route 41 verder lopen naar het begin van de Peasens of naar Tibma en Ee. De knooppunten zijn: 63-56-96-25.

Mellema State
Ook Oostrum had ooit in een State. De Mellema State, die voor het eerst genoemd wordt in 1511, behoorde samen met de Holdinga State in Anjum, tot de grootste van Oostergo. De state had een poortgebouw dat over de slotgracht was gebouwd en een zadeldak met trapgevels. In de eerste bron waarin de state voorkomt, wordt Popke Mellema als bewoner genoemd. In de 17de eeuw verwisselde de state een aantal keer van eigenaar, tot Feye van Heemstra in 1735 besluit de state af te breken om er de Heemstra State in Oenkerk mee te (her)bouwen. Op de plek van de Mellema State staat nu een boerderij uit 1812.


Schrijver Reinder Brolsma

Reinder Brolsma
Een aantal namen van andere buitens in de omgeving waar u doorheen wandelt, komen terug in de titels van boeken van de Friese (streek)romanschrijver Reinder Brolsma, zoals de Sate Humalda (de state waarnaar naar de Humaldawei is genoemd, en waarvan nu nog slechts een boerderij rest) over het harde boeren leven in de tijd van de landbouwcrisis van eind 19de eeuw. Brolsma schreef veel romans, verhalen, schetsen en toneelstukken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liet hij toe dat dit werk werd gebruikt voor het cultuurbeleid van de Duitsers. Hij accepteerde de door de nationaal-socialisten ingestelde Harmen Sytstraprijs voor Friese letteren. Hiervoor kreeg hij na de oorlog een publicatieverbod opgelegd. Tegenwoordig neemt de waardering voor zijn werk toe.

Overstromingen
U wandelt door gebied waar de zee altijd onvoorspelbaar was. Het is door talloze overstromingen geteisterd, waaronder de zware St. Elizabethsvloed in 1421 en de Allerheiligenvloed in 1570, die in de grietenij Metslawier 1801 inwoners het leven kostte. Dijken werden in deze tijd niet gemeenschappelijk onderhouden. Alle landeigenaren in de buurt waren verantwoordelijk voor een aantal roeden (ongeveer 4 meter) dijk, gemarkeerd met paaltjes. Geen waterdicht systeem.



Dijkdoorbraken op plekken waar de landeigenaar zijn taak had verzaakt, kwamen regelmatig voor, met grote gevolgen voor velen. Dit gebeurde ook in 1686. Het leverde elf pagina’s onkosten op in het Procuratieboek van Oostdongeradeel, onder de noemer: “Opstel van de costen veroorsaakt door het stoppen en digt maken van den wielen ende colken in Oostdongeradeel door den harden stormen ende hoge watervloeden tusschen den 12 ende 13 semp 14 ende 15 november 1686 ingestormpt ends wat matrialen' daertoe sijn gebruyckt.” De lijst begint met de kosten voor grote hoeveelheden bier voor de arbeiders bij de dijk van Oostrum, Engwierum, Anjum en de voor de "de gesamentlijken ingesetenen die aen de wielen arbeiden tot keringe der wateren".